Voor vermoeidheid wordt er onderscheid gemaakt tussen fysieke vermoeidheid (moeite met het uitvoeren van lichamelijke activiteiten) en mentale vermoeidheid (moeite met concentreren en het uitvoeren van cognitieve taken).
Het was tot nu toe niet bekend of patiënten tijdens en na de infectie vooral mentale of fysieke vermoeidheid ervaren. Om dit te achterhalen is een online enquête ontwikkeld die op twee verschillende momenten uitgezet is onder deelnemers van Facebookgroepen uit Nederland en Vlaanderen en onder deelnemers die zich via coronaplein.nu hebben gemeld.
Doelstellingen van deze studie waren (1) de ernst van vermoeidheid in de loop van de tijd te beoordelen bij deze deelnemers en (2) te beoordelen of leden van deze groepen mentale vermoeidheid, fysieke vermoeidheid of beide ondervonden.
Resultaten
1005 deelnemers voldeden aan de criteria én vulden beide vragenlijsten in. De meerderheid van de deelnemers gaf aan vóór de infectie geen andere aandoeningen te hebben en in een goede gezondheidstoestand te verkeren. Op het moment van afname van de enquête gaf de minderheid aan in een goede gezondheidstoestand te verkeren.
De studie laat zien dat de deelnemers ernstige vermoeidheid ervaren na 3 maanden, maar ook nog 6 maanden na de infectie, ondanks de medische en paramedische zorg. De vermoeidheid was over het algemeen hoog. De vermoeidheid die de deelnemers aangaven was gelijk of hoger dan die van andere chronische ziekten die worden gekenmerkt door vermoeidheid. Zowel mentale als fysieke vermoeidheid waren aanwezig. Het blijft onduidelijk of en in hoeverre vermoeidheid op lange termijn spontaan zal verdwijnen. Het feit dat sommige patiënten slopende chronische vermoeidheid kunnen ervaren, is zorgwekkend en kan op lange termijn een grote impact hebben op deze personen, maar ook op het gezondheidszorgsysteem en de samenleving als geheel.
Beperkingen van de studie
De studie kent wel enkele beperkingen die de uitkomsten kunnen beïnvloeden. Zo is de enquête alleen maar beschikbaar geweest voor mensen die bij long COVID-peersupportgroepen aangesloten zijn. Het gevolg hiervan kan zijn dat mensen met veel klachten vaker lid zijn van dit soort groepen, en dus mogelijk meer klachten dan gemiddeld gezien aangeven. Ten tweede, ongeveer één op de drie deelnemers vulde de enquête niet voor de tweede keer in. Waarom deelnemers dit niet deden is niet bekend. Ten derde, de meerderheid van de deelnemers was vrouw. Desalniettemin groeit het bewijs dat vrouwen meer vatbaar zijn om long COVID te ontwikkelen. Tot slot hebben de onderzoekers zelf vragen ontwikkeld. Hierdoor zijn de uitkomsten moeilijk te vergelijken met andere onderzoeken.
Meer weten? Lees het volledige wetenschappelijke artikel.