Ik heb zo mijn routine met mijn eigen beveiligingsopties ontwikkeld. Uiteraard heb ik tevoren gerust en kies ik een rustig tijdstip. In de winkel kijk ik zo veel mogelijk naar de vloer om geen andere mensen te zien: niet hun gezichten, niet hun kleren. Ik ga geen gesprekken aan als het niet hoeft en sta stil als ik een vak moet ‘scannen’ op zoek naar een product. Kortom, ik probeer zoveel mogelijk prikkels te vermijden.
Ik ben nog maar vijftien meter de zaak in, heb net op mijn lijstje gelezen dat ik een blikje tomatenblokjes nodig heb en kijk naar het schap met 28 soorten blikjes tomatenblokjes, als een vader met zijn zoontje van een jaar of zes binnenkomt. Het kind begint te hollen en roept: “We gaan chips kopen, ik wil chips, papa!” Hij rent heen en weer en heen en weer, en ook al kijk ik niet naar zijn bewegingen, het geluid van zijn schoenen op de kale supermarktvloer echoot door de zaak én door mijn hoofd. Hopelijk gaat hij zo rustig bij de chips staan of vindt hij andere afleiding.
Ik concentreer me weer op de rode vlakken met verschillende blikjes tomatenblokjes. Op twee meter afstand van me komen twee dames elkaar tegen.
“Hé, dat is ook toevallig, jou hier te zien!”
“Ja, joh, Kees is bezig met de wand in de kamer, dus ik dacht: ik ga mooi even weg.”
De ene dame draagt grote goudkleurige oorbellen die bij iedere beweging het licht van de lampen in de winkel reflecteren. Snel wend ik mijn blik af, terug naar het schap.
“Is die wand dan nóg niet geschilderd?”
“Ach joh, nee, ik wil groen, maar Kees wil blauw.”
“Groen is toch veel mooier, past beter bij de bank.”
“Ja, dat vind ik ook, maar Kees zegt dat blauw…”
Kees, groen, blauw, bank, groen. Ik kan de oorbelflitsen wel ontwijken, maar hun woorden niet. En achter me holt ook het chipsjongetje weer bonkend langs. Mijn hoofd begint al warm te worden. Ik sluit even mijn ogen. Oké, mijn lijstje. Wat zocht ik hier ook alweer? Tomatenblokjes, groen, chips, bonk, bonk, tomatenblokjes, bank, blauw, chips, bonk, tomatenblokjes, tomatenblokjes, tomatenblokjes.
Ik wil het chipsjongetje het liefst onder de pallet met chips duwen, of onder elke willekeurige andere pallet, en die dame zeggen dat ze paars moet kiezen of van Kees moet scheiden en nu opzouten.
Ik moet verstandig zijn en nu mijn oordopjes pakken. Ik graai al in mijn tas. En dan komt meneer Scootmobiel ook binnen. Het prachtige apparaat dat hem mobiel houdt, geeft snerpende piepen bij elke beweging behalve vooruit rijden – hartstikke veilig natuurlijk – maar de man heeft de gewoonte vooral àchteruit langs de schappen te rijden en om, als hij stilstaat en producten zoekt, het apparaat in zijn achteruit te laten staan. Ja hoor, PIEP PIEP PIEP klinkt het al ter hoogte van de bloemkool.
Ik prop mijn oordoppen zo snel mogelijk in mijn oren. Het PIEP PIEP PIEP komt er gewoon doorheen, net als het bonk bonk bonk van de chipsschoenen. Alleen groen, blauw en Kees zijn nu gemoffeld.
To…ma…ten…. To…ma…PIEP PIEP bonk PIEP.
Ik staar naar mijn lijstje. Mijn hoofd gaat bonzen en wordt heter. Die tomaten … wat… kunnen wachten. Maar wat heb ik écht nodig? Lijstje, woorden. Ik herken ‘melk’ en ‘kaas’. Zijn dat dingen die thuis op zijn? Er is gewoon geen plaats meer in mijn hersenen voor het opnemen, begrijpen of koppelen van informatie. De gedachte aan het lopen naar de koeling en daar zoeken naar melk en kaas komt me minstens zo onoverkomelijk voor als het beklimmen van de Mount Everest. PIEP bonk PIEP groen, bank, chips.
Mijn hoofd bonkt nu met een rood alarmlicht: ‘OVERLOAD, COOL DOWN ALL SYSTEMS’. Even heb ik het beeld van mezelf met een bandana om mijn hoofd, roetvegen op mijn gezicht terwijl ik met een hamer naar de scootmobiel sluip en vervolgens het geluidsding - waarvan ik in mijn fantasie heel goed weet wáár dat zit - met een welgemikte hamerslag om zeep help. Ik moet weg, dit gaat niet meer. Ik stop mijn boodschappenlijstje in mijn tas en draai me om. Ik wankel – ja natuurlijk, mijn evenwicht is ook meteen aangedaan, prachtig hoor. Dan duw ik het nog lege karretje richting uitgang, mompel iets van ‘niet gevonden’ tegen de pukkelige scholier achter de kassa en loop zo snel mogelijk met mijn ogen half gesloten de winkel uit, de PIEP PIEP’s het laatste wat ik hoor.
Ik duw het karretje in de rij, laat het muntje voor de gelukkige volgende shopper en loop dan snel naar de auto. Ik zak achter het stuur, sluit mijn ogen en heb een aantal minuten nodig om mijn hersenen wat af te laten koelen en weer te kunnen denken. Dan start ik de auto en rijd de paar minuten terug naar huis.
Leermoment: Volgende keer toch meteen oordoppen indoen. En nu maar hopen dat thuis de melk niet op is.
Monique